Na een lange reis ontmoeten de broers de man die het koren verkoopt. Het is een belangrijke iemand, dat zie je zo. Maar de broers hebben niet door dat het hun eigen broer Jozef is. Hij is een van de machtigste mannen van Egypte geworden.
Jozef herkent zijn broers wel, maar vertelt nog niet gelijk wie hij is. Hij wil ze testen. Zijn ze nog net zo gemeen als dat ze vroeger waren? Of zijn ze veranderd? Om daar achter te komen verzint hij een plan. Hij laat zijn jongere broertje Benjamin gevangen zetten. Wat zouden ze nu doen? Laten ze Benjamin in de steek en gaan ze gewoon terug naar huis?
Gelukkig, dat doen ze niet. De broers zijn veranderd. Juda komt voor zijn jongere broertje op. “Neem mij gevangen. We laten ons broertje niet in de steek.”