“Een reiziger reist van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg gebeurt er iets verschrikkelijks. Hij wordt overvallen door rovers. Ze pakken alles af, zelfs zijn kleren nemen ze mee. De man blijft zwaargewond achter. Hij roept om hulp.
Na een tijdje hoort de gewonde reiziger dat er iemand aankomt. Het is een priester. De man is op weg naar de tempel. De reiziger is blij: deze priester zal hem vast helpen. Maar de priester is bang voor vuile kleren en loopt door.
Wat later hoort de reiziger weer voetstappen. Deze keer van een Leviet. De Leviet werkt ook in de tempel. Maar wat erg: ook de Leviet loopt met een boog om de gewonde man heen.
Voor de derde keer hoort de reiziger voetstappen. Deze keer van een Samaritaan. Hij hoort niet bij het volk Israël. De reiziger laat vermoeid het hoofd zakken. Van deze buitenlander hoeft hij zeker geen hulp te verwachten. Dan gebeurt iets onverwachts. De Samaritaan stopt. Hij helpt de man overeind en verzorgt zijn wonden. Hij brengt de reiziger zelfs naar een hotel waar hij verzorgd kan worden.”
Aan het eind van zijn verhaal vraagt Jezus: “Wie van de drie is de naaste van de reiziger?” Dat weet de wetgeleerde wel. Jezus zegt: “Doe jij net zo.”