Jona zit op een heuvel. Verdrietig kijkt hij uit over Nineve. Nineve is een enorme wereldstad in Irak. Er leven vele tienduizenden mensen. Er zijn veel prachtige gebouwen te vinden.
Gisteren nog had Jona de hele dag in de stad rondgelopen. Jona is een profeet. Namens God moest hij de inwoners van de stad waarschuwen. Nineve is namelijk naast een mooie stad ook een hele zondige stad. “Nog veertig dagen,” zei Jona “en dan loop het verkeerd met jullie af. Dan vernietigt de Here deze stad!”
De waarschuwing van Jona slaat in als een bom. De mensen van Nineve schrikken enorm. Wanneer de koning Jona’s boodschap hoort neemt hij direct een besluit. Hij trekt een rouwkleed aan en gaat op de grond zitten. Ook draagt hij zijn onderdanen op om te gaan vasten: niemand mag meer eten of drinken. Zelfs de dieren niet. Misschien dat de Here God de zonden van de stad dan wil vergeven.
Heel Nineve bekeert zich. Toch is Jona er niet blij mee. Nineve is de stad van de vijand. Er wonen mensen waar Israël oorlog mee heeft. Jona is kwaad op de Here. “Hoe kunt u deze zondige vijanden van uw eigen volk bewaren? U bent te genadig, te goed.” Wat een beschuldiging…