Jozef moet voor altijd het zwijgen worden opgelegd. Daar zijn ze het met elkaar over eens. Ze pakken hem vast en gooien hem in een diepe put. Dat zal hem leren, die praatjesmaker.
Toch vindt Ruben, de oudste broer, het te ver gaan om Jozef echt te doden. Juda komt daarom met een beter idee. “Laten we hem verkopen aan die kooplieden daar. Dan zijn we ook voor altijd van hem af.”
Jozef overkomt het ergste wat je kan overkomen: zijn eigen broers verkopen hem als slaaf. Hij wordt met een karavaan naar Egypte gebracht, om daar op de slavenmarkt verkocht te worden. Maar wat Jozef en de broers op dat moment niet weten, is dat de Here God hele mooie dingen met Jozef van plan is. Het erge wat Jozef overkomt maakt daarbij deel uit van zijn plan. God zelf haalt Jozef uit de put. Hij mag straks onderkoning worden van Egypte. Je leest het in Genesis 41.