Maar de andere bestuurders van Babel zijn daar helemaal niet blij mee. Ze zijn jaloers. Daniël komt uit het verre Israël. Waarom zou een buitenlander belangrijker worden dan zij?
De bestuurders bedenken een gemeen plan. Ze weten heel goed dat Daniël iedere dag drie keer tot de Here bidt. Ze doen koning Darius daarom een voorstel. “Koning, u bent zó groot. Laat de mensen een maand lang alleen maar tot u bidden. Bidt iemand tot een andere god, dan moet hij in de kuil met hongerige leeuwen geworpen worden.” Koning Darius vindt dat wel een goed plan.
Maar Daniël trekt zich niets van dit verbod aan. Hij blijft tot de Here bidden. Al snel wordt hij door de bestuurders betrapt en in de leeuwenkuil gegooid. Koning Darius vindt dit heel erg. Nu pas heeft hij het gemene plannetje van de bestuurders door. Hij zegt daarom tegen Daniël: “Je God, die je zo trouw dient, zal je redden!”
De koning gaat naar huis, maar kan de hele nacht niet slapen. De volgende ochtend gaat hij snel naar de leeuwenkuil toe. En daar blijkt dat de Here Daniël inderdaad van de hongerige leeuwen heeft gered. Ze hebben hem met geen poot aangeraakt!