Achab gaat daarom op bezoek bij zijn buurman Nabot. Nabot is een wijnboer. Zijn wijngaard grenst aan Achabs tuin. Achab zegt: “Geef mij je wijngaard. Hij ligt naast mijn paleis. Ik kan hem goed gebruiken om er groente te verbouwen.”
Maar Nabot denkt er niet over. “Ik mag de grond die ik van mijn ouders heb geërfd niet aan u geven. Mijn familie heeft dit stukje land van de Here gekregen.” Achab wordt heel kwaad over dit antwoord van Nabot. Hij gaat naar zijn paleis. Als een teleurgesteld kind valt hij op zijn bed, met het gezicht naar de muur. Achab wil niet meer eten.
Wanneer zijn vrouw Izebel thuiskomt, vraagt ze wat er aan de hand is. Achab vertelt het. Dan zegt ze: “Ben jij nou de koning van Israël? Sta op en eet, dat zal je goed doen. Ik zal er voor zorgen dat je de wijngaard van Nabot krijgt.” Al snel blijkt dat Izebel een hele slechte vrouw is. Zij zorgt ervoor dat Nabot gedood wordt. Achab krijgt zijn moestuintje, maar dan wel voor een heel hoge prijs.