Een vader heeft twee zonen. Hij houdt van hen allebei. Toch is zijn jongste zoon niet tevreden. Hij wil weg van huis – de wijde wereld in. De jongen zegt brutaal: “Vader, geef mij het geld waar ik recht op heb. Ik vertrek.”
De jongen krijgt geld en vertrekt naar het buitenland. Daar gaat het na een tijdje slecht met hem. Hij gooit zijn geld over de balk. Hij heeft verkeerde vrienden. Ook ontstaat er een hongersnood in het land. De jongen is al snel straatarm en hongerig. Hij krijgt een baantje bij een varkensboer – maar de honger blijft.
Het is zo erg dat hij zelfs de schillen voor de varkens wel wil eten. Dan denkt de jongen terug aan thuis. Aan zijn liefdevolle vader. Hij denkt: “Ik kom om van de honger. Maar zelfs de knechten van mijn vader hebben genoeg te eten. Ik ga terug en zeg tegen hem: ‘Vader, ik heb gezondigd. Ik ben het niet meer waard uw zoon te zijn. Laat mij een knecht van u worden.’”
De jongen gaat op weg naar huis. En weet je wat het mooie is? Zijn vader staat al op de uitkijk. Hij rent op hem af en omhelst zijn zoon. Tegen zijn knechten zegt hij: “Laten we eten en feestvieren! Mijn zoon was verloren en is teruggevonden!” Wat een liefdevolle Vader.