De Here Jezus wandelt met zijn discipelen naar de Olijfberg. Ze hebben net samen de paasmaaltijd gegeten. Maar Jezus weet dat Hij over een aantal uren gearresteerd zal worden. Hij zal sterven. Jezus bereidt zijn leerlingen daarop voor.
Jezus vergelijkt zichzelf daarbij met een schaapherder. Er is geen ander dier in de Bijbel dat zo veel voorkomt als het schaap. Schapen zijn hele nuttige dieren. Toch kunnen ze niet zonder herder. Er zijn roofdieren die hen op willen peuzelen. Ook zijn er diepe kloven waar ze in kunnen vallen. Alleen een herder kan schapen tegen die gevaren beschermen.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze Hem, hun Herder, in de steek zullen laten. Maar de leerlingen willen Jezus’ woorden niet geloven. Petrus zegt: “misschien zal iedereen u in de steek laten, ik nooit!” Maar later op de avond krijgt Jezus gelijk. Hij wordt gearresteerd door zwaar bewapende soldaten. Vrijwel meteen vluchten de leerlingen weg. Ze laten hun Herder in de steek. Als hulpeloze schaapjes rennen ze alle kanten op.