Op een nacht ligt Samuël te slapen. Maar opeens schrikt hij wakker. Wat is dat? “Samuël, Samuël.” Wie roept hem daar in de nacht? Samuël staat op en gaat naar Eli. Die slaapt bij de ark. “Hier ben ik, u hebt me toch geroepen?” Maar Eli weet van niets. “Ga maar weer slapen, jongen.”
Samuël valt weer in slaap. Opnieuw word hij wakker geroepen. “Samuël, Samuël.” Ook nu weet Eli van niets. En als Samuël voor de derde keer bij Eli komt, begrijpt Eli wat er aan de hand is. Het is de Here zelf die Samuël roept. Eli zegt: “Samuël, wanneer je nog een keertje wordt geroepen moet je dit zeggen: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’”
Samuël doet dit. De Here spreekt. Het gaat over Eli’s zonen. Die zijn ook priesters, maar ze doen hele gemene dingen. Samuël moet Eli gaan vertellen dat hij en zijn zonen gestraft gaan worden. Samuël vindt dat enorm moeilijk, maar doet het toch. Samuël is profeet van de Here geworden.