Simson is razend. Hij is pas getrouwd met een Filistijns meisje. Maar Simson heeft net ontdekt dat zijn schoonvader zijn vrouw heeft weggegeven aan een andere man. Hij is zijn bruid kwijt! Simson wil wraak. “Ik zal ze krijgen, die Filistijnen.” Opeens herinnert Simson zich weer dat de Filistijnen de vijanden zijn van zijn eigen volk.
Simson kijkt om zich heen. Hij ziet dat de tarwe op de velden klaar is om te oogsten. De eerste korenschoven staan al op het land. Hij heeft een plan. Met zijn blote handen vangt hij driehonderd (!) vossen. Al deze vossen bindt hij twee aan twee, met de staarten aan elkaar vast. Tussen die staarten bindt hij een fakkel. Simson steekt de fakkels aan en jaagt de vossen de korenvelden van de Filistijnen in. De vossen worden gek van angst door de brandende fakkel die ze met zich meeslepen. Ze lopen kriskras over de velden. Overal ontstaan branden. Niet alleen de korenvelden vliegen in brand. Ook de wijngaarden en olijfgaarden staan in lichte laaien.
Simson treft de Filistijnen zo hard als hij ze pakken kan. Hij vernietigt hun oogst. Er ontstaat hongersnood in een gebied waar eigenlijk eten in overvloed had moeten zijn.