De twee maken een lange reis door bergachtig gebied. Maar hoe goed ze ook zoeken, nergens kunnen ze de beesten vinden. Als ze bij het plaatsje Suf komen, wil Saul de zoektocht opgeven. “Laten we maar teruggaan. Mijn vader is vast ongeruster over ons dan over de ezelinnen.” Maar de knecht heeft een beter idee. “We zijn nu juist bij een stad waar een profeet woont. Misschien kan hij ons vertellen waar we moeten zoeken.”
Saul en de knecht trekken de stad in. Bij de poort ontmoeten ze de profeet. Het is Samuël. Hij is inmiddels een oude man geworden. Samuël nodigt Saul en zijn knecht uit om bij hem te komen eten. Ook mogen ze een nacht bij hem logeren. Maar als Saul en zijn knecht de volgende ochtend weer weg willen gaan, doet Samuël iets bijzonders. Hij zalft Saul met een olie. Saul mag de eerste koning van Israël worden!
Op weg naar huis maken Saul en de knecht allerlei wonderlijke dingen mee. Zo begint Saul opeens te profeteren, de geest van God raakt hem aan. Je kunt erover lezen in 1 Samuël 10.