Daar zitten de discipelen, in een huis in Jeruzalem. Het is druk in de straten van de stad. Het is namelijk het Wekenfeest, een Joods oogstfeest. De mensen zijn naar Jeruzalem gekomen om de Here te bedanken voor de eerste oogst die ze mochten binnenhalen. Veel bezoekers hebben een lange reis gemaakt. Overal op straat worden buitenlandse talen gesproken.
Plotseling gebeurt er iets bijzonders in het huis waar de discipelen bijeen zijn. Het geluid van een grote storm vult de kamer. Ook gebeurt er iets heel bijzonders met de leerlingen zelf. Er verschijnen vlammen van vuur bij alle mensen die in de kamer zijn. Ze beginnen luid in vreemde talen te spreken. De Heilige Geest is gekomen! Hij zet de leerlingen letterlijk in vuur en vlam. Buiten komen allerlei mensen op het bijzondere wonder af. Ze zijn verbaasd. “Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Wij spreken allemaal andere talen, toch horen wij allen hen in onze eigen taal over Gods grote daden spreken.”
Dan vertelt Petrus over de komst van Gods Geest. Door zijn toespraak wordt het wonder nog groter. De Heilige Geest brengt die dag drieduizend mensen tot geloof!