Saulus kan niet geloven dat Jezus de beloofde Verlosser is. Hij is daarom een fanatiek vervolger van christenen. Overal laat hij gelovigen oppakken en in de gevangenis gooien. Maar wat hij ook probeert, het aantal christenen begint steeds sterker te groeien. Zelfs in het buitenland komen mensen tot geloof. Saulus brengt daarom een bezoek aan de hogepriesters. Hij wil naar Damascus gaan, een stad in een buurland van op Israël. Ook daar wil hij christenen laten oppakken.
Hij krijgt toestemming om te gaan. Maar als Saulus onderweg is naar deze stad gebeurt er een groot wonder. Er schijnt plots een ontzettend fel licht uit de hemel. Saulus schrikt en valt op de grond. Er klinkt een stem: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” “Wie bent u, Heer?” vraagt Saulus beduusd. Het blijkt de Here Jezus zelf te zijn die tot Saulus spreekt. “Ik ben Jezus, die jij vervolgt.” Saulus schrikt enorm. Ook raakt hij tijdelijk blind. Maar nog diezelfde dag komt hij tot geloof.
Saulus gaat naar Damascus en komt in contact met andere christenen. Na een tijd krijgt hij een nieuwe naam: Paulus. Vanaf nu is hij geen vervolger meer van de christenen. Hij is een apostel van Jezus geworden!