Als het avond wordt zoekt Jakob een goede plek op om te slapen. Als hij die gevonden heeft, gaat hij op de grond liggen. Jakob heeft een mooie grote steen uitgezocht als hoofdkussen. Doodmoe van de tocht valt hij al snel in een diepe slaap.
Maar dan opeens… Een ladder van licht reikt tot in de hemel. Engelen klimmen op en neer. Jakob volgt de ladder met zijn ogen. Dan ziet hij iets ongelooflijks. Helemaal bovenaan die ladder staat de Here God zelf. Hij spreekt tot Jakob. “Ikzelf sta naast je, ik zal je overal beschermen, waar je ook heengaat. Ik zal je weer thuis brengen.” Wat een troost!
Jakob is diep onder de indruk van zijn droom. Als hij wakker wordt, noemt hij de plaats waar hij sliep ‘Betel’: huis van God. Jakob is niet alleen.