Op reis
Te slim af
Jakob en Esau vormen samen een tweeling. Toch zijn het twee totaal verschillende jongens. Esau mag graag buiten zijn. Hij houdt er van om met zijn pijl en boog op jacht te gaan. Maar Jakob is een stille en rustige jongen. Hij is graag thuis bij zijn moeder Rebekka.
Op een dag komt Esau moe en hongerig thuis van de jacht. Hij ruikt het heerlijke eten dat Jakob heeft gemaakt. Wat ruikt die soep lekker! “Geef mij iets van dat rode dat je daar kookt,” zegt Esau aan zijn broer.
Maar Jakob is slim. Hij weet dat Esau iets eerder is geboren dan hij. Dit betekent dat Esau bij het overlijden van hun vader Isaak alles krijgt. Ook de speciale zegen, waarvan Jakob weet dat God wil dat hij die zal krijgen. Maar Jakob kan er niet op wachten tot God er zelf voor zorgt dat hij die zegen krijgt. Hij verzint daarom een plannetje. Jakob antwoord: “Je krijgt de soep alleen als je je eerstgeboorterecht aan mij verkoopt.”
Jakobs list lukt. Esau gaat akkoord. “Man, ik sterf bijna van de honger. Wat heb ik dan nog aan mijn eerstgeboorterecht?” Is Jakob zijn broer even te slim af geweest…
Toch had Jakob beter op de Here kunnen vertrouwen. Heel veel jaren later moet hij zelfs zijn eigen stervende vader bedriegen om alsnog de speciale zegen te kunnen krijgen. Ook moet hij jarenlang voor zijn broer Esau op de vlucht. Je leest dit bijzondere verhaal in Genesis 27.