De gier is niet echt een populaire vogel. In tekenfilms zijn het vaak de slechteriken. En ook in de bijbel komt de gier er niet best af. Een gier is een onrein beest. Ze zijn te vies om te eten. Dat is ook niet zo gek. Gieren zijn aaseters. Ze leven van lijken. Niet echt een fris idee dus.
In Genesis 15 kun je lezen hoe Abram lastig gevallen wordt door gieren. Abram heeft dan net een mooie belofte van de Here gekregen. ‘Kijk eens naar de hemel, Abram’ had God gezegd. ‘Tel de sterren, als je dat kunt. Zoveel zullen jouw nakomelingen zijn.’
Abram krijgt vervolgens de opdracht om een koe, een geit, een ram, een tortelduif en een gewone duif te slachten. Hij moet de grote dieren door midden snijden en de helften tegenover elkaar te leggen. Tussen de dieren ontstaat zo een soort pad. Straks zal God tussen deze dieren door gaan. ‘Kijk Abram,’ wil God daarmee zeggen. ‘Net zoals dat de dierenhelften bij elkaar horen, zo horen ook wij bij elkaar.’
Maar voordat God komt moet Abram lang wachten. Al snel cirkelen er steeds meer gieren in de lucht. Ze hebben de dode beesten geroken, en duiken naar beneden om wat vlees te krijgen. Maar Abram staat dat niet toe, en jaagt de onreine beesten weg. Uiteindelijk valt Abram moe in een diepe slaap.