De jongens zijn heel opgewonden als ze aankomen. “Vader, vader. Jozef leeft nog! Hij is onderkoning over heel Egypte!” Jakob kan het niet geloven. Jozef is al zo lang geleden gestorven. Dat kan gewoon niet.
Maar de jongens vertellen het nog eens. “Vader, Jozef leeft. Hij is getrouwd, en heeft twee kinderen. Hij nodigt u uit om bij hem in Egypte te komen wonen, in het land Gosen. Daarom hebben we die wagens meegekregen.” Langzaam dringt het tot Jakob door. De zoon waar hij zoveel van hield leeft nog! “Zo is het genoeg,” zegt Jakob. “Ik wil naar hem toe. Ik wil hem zien voordat ik sterf.”
Niet veel later gaat Jakob op weg naar Egypte. Hij neemt al zijn bezittingen mee. Wat wil hij zijn verloren zoon weer graag in zijn armen sluiten!