Er ontstaat dan ook grote paniek als de Israëlieten het gedreun van het machtige leger achter zich horen. Ze kunnen geen kant op. Voor hen ligt de zee. Achter hen stormen de troepen op hen af. Sommigen worden kwaad op Mozes. “Waren er in Egypte soms geen begraafplaatsen? Waarom heb je ons meegenomen om in de woestijn te laten sterven?” Toch blijft Mozes rustig. Hij vertrouwt op de Here. Hij roept hem om hulp.
God antwoordt Mozes. “Waarom roep je me om hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. Je moet je staf uitstrekken over de zee en zo het water splijten. Zo kunnen de Israëlieten verder gaan, over droog land.”
Mozes doet het, en het onmogelijke gebeurt. In de zee ontstaat een droog pad. Het volk kan naar de overkant van de Rietzee. Het leger van de farao probeert hetzelfde. Maar dan sluit, op het teken van Mozes, het water zich weer. De wagens lopen vast, heel het leger verdrinkt. Farao kan de Israëlieten geen kwaad meer doen.